Aannemelijk dat erflaatster dementie had, maar niet dat dit haar belette tot het maken van een redelijke afweging van de bij haar testament betrokken belangen
Het hof acht voldoende aannemelijk dat bij erflaatster sprake was van dementie (een geestesstoornis). Of dit haar belette een redelijke waardering van de bij uiterste wilsbeschikking betrokken belangen te maken, hangt af van de aard en zwaarte van de geestesstoornis, de aard en ingrijpendheid van de uiterste wilsbeschikking en de aard en zwaarte van de daarbij betrokken belangen. Hierbij bestaat een wisselwerking tussen de drie elementen, die samen de hoogte van de eisen aan een redelijke waardering bepalen.