Ondanks dat relatie 10 jaar geleden is geëindigd, wordt ex-partner niet bevrijd van hypotheekschuld

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar en wonen samen in de woning van V. In 2009 wordt de woning belast met een hypotheek van € 203.000, waarvoor M en V beiden hoofdelijk aansprakelijk zijn. In 2011 beëindigen partijen hun relatie en samenwoning. M wenst te worden ontslagen uit de hypothecaire hoofdelijke aansprakelijkheid, maar V reageert niet op zijn verzoeken daartoe.

Lees meer

Geen halvering meerinbreng als samenwoners later trouwen

M en V hebben een affectieve relatie met elkaar. Op 24 mei 2018 ontvangt V van haar ouders een schenking (onder uitsluitingsclausule) van € 23.000. Op 1 juni 2018 worden partijen gezamenlijk (ieder voor de onverdeelde helft) eigenaar van een woning waarin zij gaan samenwonen. Vier dagen later sluiten zij een geregistreerd partnerschap. In 2021 gaan partijen feitelijk uiteen. Inmiddels zijn zij in een scheidingsprocedure verwikkeld.

Lees meer

Geen huurvoortzetting kind na overlijden ouder

Eiser is sinds 2010 ingeschreven op het adres van zijn ouders. Zijn ouders huren de woning. Na overlijden van zijn ouders wenst eiser de huurovereenkomst voort te zetten op grond van artikel 7:268 lid 2 BW. De kantonrechter wijst de vordering af en overweegt hiertoe dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een duurzaam gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd met zijn ouders. Voorts beschikte eiser niet over de vereiste huisvestingsvergunning. Tot slot komt eiser niet in aanmerking voor de Ontwerpregeling van de Minister van Binnenlandse Zaken in samenwerking met de minister voor Rechtsbescherming die meerderjarige inwonende kinderen na het overlijden van hun ouder(s) de mogelijkheid biedt om langer in de ouderlijke huurwoning te blijven wonen, omdat eiser de leeftijd van 27 jaar is gepasseerd.

Rechtbank Noord-Nederland 13 april 2022, nr. 9421554 \ CV EXPL 21-5910

Vrouw heeft inspanningsplicht om bij te dragen in behoefte kinderen

Uit de affectieve LAT-relatie tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. In 2019 beëindigen partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hen en M is een omgangsregeling van kracht. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 83 per kind per maand.

V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen onderhoudsbijdrage met ingang van 1 december 2020 gewijzigd vast te stellen op € 130 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep.

Lees meer

Kinderalimentatie en Big Mac Index

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 480 per kind per maand. M woont inmiddels in Zwitserland, in het grensgebied met Frankrijk. Hij woont daar samen met zijn nieuwe partner.

Lees meer

Deelname aan Kinderen uit de Knel is niet vrijblijvend

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. De communicatie tussen partijen is ernstig verstoord. De rechtbank heeft in 2020 een voorlopige omgangsregeling tussen M en de kinderen vastgesteld.

Lees meer

Niet-tijdige betekening echtscheidingsverzoek

M en V zijn in 2006 met elkaar gehuwd. Op 2 december 2019 dient M een echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank, met daarbij tevens het verzoek te bepalen dat V aan hem partneralimentatie dient te betalen. Een afschrift van het verzoekschrift wordt op 8 januari 2020 aan V betekend. M dient het betekeningsexploot op 22 januari 2020 bij de rechtbank in.

Lees meer

Recht op informatie over de eigen afstamming als onderdeel van recht op bescherming privéleven

M en V hebben in 1967 kortstondig een relatie met elkaar. Na het verbreken hiervan bevalt V in 1968 van zoon Z. Het jaar daarop trouwt zij met X, waardoor Z door X is gewettigd als zijn kind. Vast staat dat X niet de verwekker van Z is. Sinds 2014 probeert Z (tevergeefs) M te bewegen een DNA-onderzoek te ondergaan, teneinde te kunnen vaststellen of M zijn biologische vader is.

Lees meer

Kinder- en partneralimentatie: onbegrijpelijke oordelen over draagkracht man

M en V zijn met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2011 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. M is zelfstandig ondernemer en is enig aandeelhouder van [Holding BV]. De echtelijke woning is gemeenschappelijk eigendom en is deels gefinancierd met een bankhypotheek en deels met lening bij [Holding BV]. In 2015 gaan partijen feitelijk uiteen, in 2016 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V.

Lees meer

Medewerking verkoop nalatenschapswoning

Broer en zus zijn erfgenamen in de nalatenschap van moeder. Na overlijden van moeder blijft broer in de woning van moeder wonen.

Lees meer