No-claimkorting valt niet in huwelijksgemeenschap

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2016 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De ontbonden huwelijksgemeenschap is nog altijd niet (volledig) verdeeld.

V vordert verdeling van de schadevrije jaren (lees: de no-claimkorting) die zijn opgebouwd in de verzekering van de tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behorende auto.

Lees meer

Kinderalimentatie en forfaitaire woonlast

Uit de – in 2015 beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. In onderling overleg hebben partijen de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 225 per kind per maand.

V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 juli 2019 gewijzigd vast te stellen op € 340 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af en stelt de door M te betalen onderhoudsbijdrage vast op € 162 per kind per maand. In hoger beroep bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank (ECLI:NL:GHARL:2020:4379).

Lees meer

Wijziging overeenkomst kinderalimentatie wegens grove miskenning wettelijke maatstaven

M en V hebben sinds 2002 een affectieve relatie met elkaar. Uit die relatie zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2016 verbreken partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hen en M is een omgangsregeling van kracht. Op 24 juli 2016 hebben partijen een overeenkomst ondertekend, waarin zij de door M aan V te betalen kinderalimentatie hebben vastgesteld op € 300 per kind per maand.

V verzoekt de rechtbank, met een beroep op artikel 1:401 lid 5 BW (grove miskenning van de wettelijke maatstaven), de door M aan haar te betalen kinderalimentatie gewijzigd vast te stellen op € 1.135 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en stelt de door M aan V te betalen kinderalimentatie met ingang van 24 juli 2016 vast op € 1.053 per kind per maand (ECLI:NL:GHARL:2019:11169). M gaat in cassatie.

Lees meer

Alimentatie en zwarte inkomsten

M en V zijn in 2012 met elkaar getrouwd. Uit het huwelijk zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren. M is zelfstandig ondernemer en exploiteert een coffeeshop. In 2019 gaan partijen feitelijk uiteen. De kinderen wonen bij V.

In het kader van de lopende echtscheidingsprocedure verzoekt V de rechtbank de door M aan haar te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 1.896 per kind per maand en de partneralimentatie op € 8.744 netto per maand. Volgens V leefden partijen tijdens hun huwelijk van circa € 20.000 netto per maand, waarvan het merendeel ‘zwart’ werd verdiend. M betwist dat en stelt dat hij geen andere inkomsten heeft dan die in zijn belastingaangiften staan vermeld (de winst van zijn onderneming) en dat partijen circa € 4.000 netto per maand te besteden hadden.

Lees meer

Ontruiming nalatenschapswoning door erfgenamen

Moeder en zus van erflater zijn erfgenamen in diens nalatenschap. Tot de nalatenschap behoort een bedrijfsruimte en een bovengelegen woning waar erflater samenwoonde met gedaagde, met wie hij een affectieve relatie onderhield. Moeder en zus hebben gedaagde kenbaar gemaakt de bedrijfsruimte en de woning te willen verkopen en hebben gedaagde verzocht de woning te verlaten.

Lees meer

Vaststelling kinderalimentatie overeenkomstig ouderschapsplan

Uit de affectieve relatie tussen M en V is in 2010 zoon Z geboren. In 2018 beëindigen partijen hun relatie en samenwoning. Z heeft zijn hoofdverblijfplaats bij V. In het door hen in 2018 ondertekende ouderschapsplan hebben partijen de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 300 per maand.

Lees meer

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden met finaal ‘alsof’ verrekenbeding

M en V zijn in 1976 met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden, waarvan artikel 9 luidt: ‘Ingeval het huwelijk wordt ontbonden (…), vindt er verrekening van hun vermogens plaats zo, dat ieder van de partijen gerechtigd is tot een waarde gelijk aan die, waartoe hij gerechtigd zou zijn indien tussen de echtgenoten de algehele gemeenschap van goederen had bestaan. De verrekening heeft plaats naar de toestand ten tijde van de ontbinding van het huwelijk door de dood of ingeval van echtscheiding (…) naar de toestand per de aanvang van de dag van het instellen van een verzoekschrift daartoe. (…)’ De met hypotheek bezwaarde echtelijke woning is eigendom van V. Op 7 augustus 2018 dient M een echtscheidingsverzoek in bij de rechtbank. In 2019 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Lees meer

Belegging in bitcoins loopt uit de hand

M en V zijn in 2005 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2019 gaan zij feitelijk uiteen. Inmiddels bevindt de echtscheidingsprocedure zich in de eindfase en is de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap aan de orde.

Tijdens het huwelijk heeft M eigenhandig gemeenschappelijk vermogen (spaargeld) aangewend voor beleggingen in bitcoins bij [naam]. Daarmee is hij slachtoffer geworden van zogenoemde broker- of boilerroom-fraude. Partijen twisten over de vraag of M hiermee de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld zoals bedoeld in artikel 1:164 BW.

Lees meer

Behoort spaarrekening minderjarig kind tot huwelijksgemeenschap ouders?

M en V zijn in 2006 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk wordt in 2012 zoon Z geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Op 22 april 2015 openen partijen een spaarrekening voor Z, op 1 mei 2015 gaan zij feitelijk uiteen. In 2016 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden. In december 2019 boekt V het saldo van de spaarrekening van Z over naar haar eigen bankrekening. In februari 2020 wordt M belast met het eenhoofdig gezag over Z.

Lees meer

Man moet zich binnen drie dagen laten uitschrijven

M en V zijn in 2018 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk is in 2019 kind K geboren. Het gezin woont in een huurhuis. Inmiddels zijn partijen in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Bij beschikking voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank onder meer V bij uitsluiting gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke huurwoning, met bevel dat M de woning moet verlaten en verder niet mag betreden.

Lees meer