Kinderalimentatie: hof had beter moeten motiveren waarom wordt afgeweken van hoofdregel

Uit de affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2018 beëindigen partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Op 19 december 2019 verzoekt M de gemeente toegelaten te worden tot de gemeentelijke schuldhulpverlening ingediend, welk verzoek met ingang van 9 januari 2020 wordt toegewezen. In april van dat jaar worden de kinderen onder toezicht van de GI gesteld. In augustus 2021 worden zij uit huis (bij M) geplaatst. Sedert april 2022 hebben de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij M.

De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld. In hoger beroep vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank en stelt de door M te betalen onderhoudsbijdrage gewijzigd vast, overwegende: ‘Volgens vaste jurisprudentie zijn in beginsel alle schulden van invloed op de draagkracht. (…) Bij brief van 24 maart 2020 heeft de Belastingdienst aan de man meegedeeld dat hij de in 2016 tot en met 2018 onterecht ontvangen zorgtoeslag moet terugbetalen in maandelijkse termijnen van € 181. (…) Met deze last zal het hof dan ook rekening houden met ingang van 1 april 2020 (tot 1 november 2020). (…) Per 1 november 2020 zal het hof een nieuwe berekening maken, omdat de man vanaf die maand niet langer afloste op de schuld aan de Belastingdienst’ (ECLI:NL:GHAMS:2022:3272).

In cassatie klaagt M dat het hof weliswaar overweegt dat volgens vaste rechtspraak in beginsel alle schulden van invloed zijn op de draagkracht, maar feitelijk slechts rekening houdt met schulden waarop wordt afgelost.

De Hoge Raad overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad dient bij het bepalen van de draagkracht rekening te worden gehouden met alle schulden van de onderhoudsplichtige, ook met schulden waarop niet wordt afgelost. Weliswaar kan de rechter redenen aanwezig oordelen om in afwijking van deze hoofdregel aan bepaalde schulden geen of minder gewicht toe te kennen, maar in dat geval dient hij dit oordeel te motiveren (HR 9 januari 2015,ECLI:NL:HR:2015:40). Het hof heeft ontoereikend gemotiveerd waarom het in dit geval van de hoofdregel is afgeweken. De Hoge Raad vernietigt en verwijst.

Hoge Raad 8 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:340