Dat is nu eenmaal het gevolg van gemeenschap van goederen…

M ontvangt sinds september 2001 een WAO-uitkering. Vanaf oktober 2003 ontvangt hij een toeslag daarop. In 2007 trouwt M in gemeenschap van goederen met V. In september 2016 dienen zij een echtscheidingsverzoek in. In 2017 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden, waarna partijen langdurig met elkaar procederen over de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

Op 9 juli 2018 bericht het UWV aan M dat er te veel toeslag is betaald en dat hij (afgerond) € 39.000 moet terugbetalen, vermeerderd met een boete van € 5.200. M laat de bezwaartermijn verlopen. Een jaar later (op 24 juli 2019, als partijen met elkaar in overleg zijn over de afronding van hun juridisch conflict) deelt de advocaat van M aan de advocaat van V mee dat er een schuld aan het UVW is die tot de huwelijksgemeenschap behoort en dat V voor de helft daarvan draagplichtig is. Vast staat dat M tot op dat moment nimmer heeft gesproken over een schuld aan het UWV.

V vordert dat de rechtbank bepaalt dat haar interne draagplicht voor de schuld aan het UWV nihil is. Volgens V is het naar normen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat zij voor de helft van de schuld draagplichtig is. De rechtbank wijst de vordering toe. M gaat in hoger beroep.

Het hof stelt vast dat dat M kennelijk onjuiste informatie aan het UWV heeft verstrekt, waardoor hij meer aan toeslag op zijn WAO-uitkering heeft ontvangen dan hem toekwam. M heeft, nadat het UWV hem daarop heeft gewezen en het teveel betaalde heeft teruggevorderd, ruim een jaar lang nagelaten om V dat mee te delen, terwijl partijen in die periode samen met hun advocaten in overleg waren over de afronding van de verdeling van de huwelijksgemeenschap en daarover ook sinds november 2018 bij de rechtbank procedeerden.
Het hof is van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat V de helft van de schuld aan het UWV moet dragen, en overweegt daartoe als volgt.
Wie in gemeenschap van goederen trouwt, moet er rekening mee houden ook de schulden van de andere echtgenoot te moeten dragen voor de helft (artikel 1:100 BW). Dat geldt ook voor schulden die onbekend zijn gebleven. Artikel 1:83 BW maakt het voor een echtgenoot mogelijk te vragen welke goederen en schulden de andere echtgenoot heeft. Op die manier kan een echtgenoot zijn persoonlijke belangen dienen. Dat uitgangspunt brengt niet alleen mee dat de schuld aan het UWV tot de huwelijksgemeenschap behoort, maar ook dat het bedrag dat teveel aan toeslag is betaald daarin is gevallen en daardoor ook aan V toebehoort. Immers, niet is gebleken dat M dit teveel betaalde bedrag buiten het zicht van V heeft gehouden of buiten haar om heeft besteed.
V is hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld aan het UWV, voor zover die tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort, maar het UWV kan zich alleen verhalen op hetgeen zij heeft ontvangen uit die huwelijksgemeenschap en wat aan haar is toegedeeld (artikel 1:102 BW). Haar overige vermogen en haar (lopende) inkomsten zijn daarom geen verhaalsobject voor het UWV. De mogelijkheden voor verhaal door het UWV op het vermogen van V is – ondanks haar draagplicht en hoofdelijke aansprakelijkheid – dan ook heel beperkt.
M heeft V pas in een heel laat stadium verteld van de schuld aan het UWV. Het hof constateert dat hij dat eerder had kunnen doen, maar ziet daarin geen aanleiding het beroep van V op de onaanvaardbaarheidsexceptie toch te laten slagen. V was geen belanghebbende ten aanzien van de beslissing van het UVW en kon niet zelf daartegen opkomen. Dat had zij ook niet gekund als M haar eerder daarover had verteld (binnen de bezwaartermijn).
Al met al is dit geen uitzonderlijke situatie die rechtvaardigt dat de regels over de draagplicht buiten toepassing blijven. Daarvoor is vooral van belang dat het teveel betaalde aan beide echtgenoten is toegekomen en dat de gevolgen voor V beperkt zijn, omdat het UWV maar beperkte verhaalsmogelijkheden heeft. De enkele omstandigheid dat M pas heel laat (of te laat) aan V heeft verteld over de schuld, rechtvaardigt niet dat de regels over de wettelijke gemeenschap van goederen buiten toepassing blijven. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van V alsnog af.

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10267