Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over ontslagverzoek bewindvoerder/mentor

V heeft twee inmiddels meerderjarige dochters, onder wie D. In 2017 wordt het vermogen van V onder bewind gesteld, waarbij A tot bewindvoerder wordt benoemd. In 2018 wordt professional B tot mentor van V benoemd.

V verzoekt de kantonrechter om A te ontslaan als bewindvoerder en B tot nieuwe bewindvoerder te benoemen. De kantonrechter wijst het verzoek toe. D (die niet was opgeroepen in eerste aanleg) gaat in hoger beroep, waarbij zij het hof verzoekt om B als mentor en bewindvoerder te ontslaan en een onafhankelijke mentor, alsmede een onafhankelijke bewindvoerder te benoemen. Daarbij rijst de vraag of D ‘belanghebbende’ is in de zin van artikel 798 Rv. Het hof heeft daarop de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld:
1. Is bij verzoeken tot ontslag van een bewindvoerder of een mentor (en benoeming van een andere) artikel 798 lid 2 Rv van toepassing?
2. Maakt het daarbij verschil of de bewindvoerder/mentor van wie het ontslag wordt verzocht behoort tot de in artikel 1:435 lid 4 en 1:452 lid 4 BW bedoelde personen uit de eigen kring van de rechthebbende/betrokkene, dan wel een ander (veelal een professionele bewindvoerder/mentor)?
3. Is voor de beantwoording van de eerste vraag van belang of het verzoek tot ontslag wordt gedaan door de bewindvoerder/mentor zelf, of door een van de andere personen, bedoeld in artikel 1:448 lid 2 en 1:461 lid 2 BW?
4. Is voor de beantwoording van de eerste vraag van belang of het verzoek strekt tot benoeming van een andere bewindvoerder die behoort tot de in artikel 1:435 lid 4 en 1:452 lid 4 BW bedoelde personen uit de eigen kring van de rechthebbende/betrokkene, dan wel een ander (veelal een professionele bewindvoerder/mentor)?
5. In hoeverre geldt voor verzoeken tot ontslag van een curator op grond van artikel 1:385 lid 1 sub d BW hetzelfde?

Na bespreking van het juridisch kader en de relevante wetsgeschiedenis en jurisprudentie, komt de Hoge Raad tot het volgende oordeel. De eerste prejudiciële vraag moet bevestigend worden beantwoord: in procedures over ontslag van een bewindvoerder of een mentor en benoeming van een opvolger is artikel 798 lid 2 Rv van toepassing. De tweede tot en met vierde vraag moeten ontkennend worden beantwoord. De vijfde vraag moet aldus worden beantwoord dat artikel 798 lid 2 Rv ook van toepassing is in procedures over ontslag van een curator en de benoeming van een opvolger.

Hoge Raad 18 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:950