Man moet zich binnen drie dagen laten uitschrijven

M en V zijn in 2018 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk is in 2019 kind K geboren. Het gezin woont in een huurhuis. Inmiddels zijn partijen in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Bij beschikking voorlopige voorzieningen heeft de rechtbank onder meer V bij uitsluiting gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke huurwoning, met bevel dat M de woning moet verlaten en verder niet mag betreden.

M heeft inmiddels de echtelijke woning verlaten, maar weigert zich op dat adres uit te schrijven. Daardoor kan V geen bijstandsuitkering aanvragen en ontvangt zij geen toeslagen. M wil zich niet uitschrijven, omdat hij zonder adres zijn uitkering niet meer krijgt en hij geen ander adres heeft.

In kort geding vordert V dat M zich binnen drie dagen in de gemeentelijke Basisregistratie Personen uitschrijft uit de echtelijke woning.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Vast staat dat V geen bijstandsuitkering en toeslagen kan ontvangen zolang M nog op het adres is ingeschreven. Daardoor kan zij de huur (van € 700 per maand) niet betalen. M heeft wel verklaard dat hij de huur betaalt en bereid is dat te blijven doen, maar V betwist dat hij dat doet en heeft er geen vertrouwen in dat hij dat zal doen. Zij wil daar niet van afhankelijk zijn. Bovendien, ook als M de huur zou betalen, kan zij zonder inkomen nog niet in het levensonderhoud van haar en K voorzien. Volgens V betaalt M overigens de kinderalimentatie niet. M heeft zijn stelling dat hij tot nu toe de huur heeft voldaan, niet aangetoond. V heeft, gezien het voorgaande, een groot en gerechtvaardigd belang bij de gevorderde uitschrijving.
Daar staat tegenover dat M, bij toewijzing van de vordering, zijn TOZO-uitkering zal verliezen, omdat op die uitkering slechts recht bestaat als hij ergens ingeschreven staat, terwijl een briefadres daarvoor niet volstaat. V heeft weliswaar gesteld dat het voor M mogelijk moet zijn om zich ergens anders in te schrijven, bijvoorbeeld bij een van zijn vele familieleden, maar volgens M kan hij – vanwege zijn schuldenproblematiek – bij niemand terecht, omdat zijn familieleden geen zin hebben in een deurwaarder op hun stoep. Feit blijft echter dat M voorlopig, zolang de beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank van kracht blijft, niet in de echtelijke woning verblijft. Zijn belang om daar toch ingeschreven te staan, staat daardoor op gespannen voet met het doel van die inschrijving, namelijk de registratie van het woonadres. Het argument van M dat V geen belang heeft bij zijn uitschrijving omdat zij wegens gebrek aan verblijfstitel naar Turkije zal moeten terugkeren, is door V gemotiveerd en afdoende betwist. Bovendien heeft M zelf verklaard dat hij graag schuldhulpverlening wil en dat hij daarvoor juist moet worden uitgeschreven uit de echtelijke woning.
Al met al is duidelijk dat beide partijen belang hebben bij inschrijving in de echtelijke woning. Op grond van bovenstaande overwegingen en omstandigheden slaat de balans echter vooralsnog uit in het voordeel van V. De voorzieningenrechter wijst de vordering toe.

Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 22 oktober 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5097