Ontruiming nalatenschapswoning door erfgenamen

Moeder en zus van erflater zijn erfgenamen in diens nalatenschap. Tot de nalatenschap behoort een bedrijfsruimte en een bovengelegen woning waar erflater samenwoonde met gedaagde, met wie hij een affectieve relatie onderhield. Moeder en zus hebben gedaagde kenbaar gemaakt de bedrijfsruimte en de woning te willen verkopen en hebben gedaagde verzocht de woning te verlaten.

Gedaagde heeft echter te kennen gegeven niet bereid te zijn de woning te willen verlaten, ook niet na sommatie, zodat moeder en zus in onderhavig geschil ontruiming van de woning vorderen. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde de woning in ieder geval sinds de sommatie zonder recht of titel bewoont. De voorzieningenrechter oordeelt dat het bij deze stand van zaken aannemelijk is dat de bodenrechter de vordering tot ontruiming zal toewijzen, zodat de vordering van zus en moeder toewijsbaar is.

Rechtbank Amsterdam 30 december 2015, nr. C/13/598158 / KG ZA 15-1457