Ouderlijk gezag is geen privilege waar je zelf afstand van kunt doen

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2020 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hen en M is een beperkte begeleide omgangsregeling (twee uur per week) van kracht, maar daar wordt geen uitvoering aan gegeven. M verzoekt de rechtbank te bepalen dat het gezamenlijk gezag van M en V wordt beëindigd en dat V alleen zal worden belast met het gezag over de kinderen.

De rechtbank neemt in aanmerking dat het ouderlijk gezag de daarmee belaste ouder verzekert van een belangrijke en zeer invloedrijke positie in het leven van een kind. Dit omvat echter meer dan een privilege. Uit artikel 1:247 lid 1 BW volgt dat het ouderlijk gezag niet alleen het recht, maar ook de plicht omvat voor een gezaghebbende ouder om kinderen te verzorgen en op te voeden.
Uit het betoog van M komt naar voren dat het hem al te lang te moeilijk wordt gemaakt om zijn kinderen te verzorgen en op te voeden op de manier die hij zou willen. De kinderen wonen bij V en zijn minder frequent bij hem dan hij wenst. Volgens M is dit eerst en vooral aan V te wijten. Het standpunt van M komt er in essentie op neer dat nu hij de mogelijkheid niet of onvoldoende heeft om het ouderlijk gezag uit te oefenen, hij dit formeel ook niet meer wil hebben.

Naar het oordeel van de rechtbank geeft de wet echter niet de mogelijkheid aan een ouder om op deze manier formeel het eigen ouderlijk gezag naast zich neer te leggen. Ouderlijk gezag omvat een recht en een plicht die een ouder wel kunnen worden ontnomen (op verzoek van een andere persoon of instantie), maar waar niet eigenstandig afstand van kan worden gedaan. De rechtbank kan daarom niet op verzoek van M het ouderlijk gezag dat hij zelf draagt, beëindigen.

Het verzoek tot wijziging van het gezag wordt echter inmiddels onderschreven en herhaald door V. Zij vraagt het ouderlijk gezag van M te beëindigen en haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten.
De rechter kan het verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag op grond van artikel 1:251a BW toewijzen als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of als wijziging van het gezag om andere redenen in het belang van het kind noodzakelijk is.

De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de kinderen ‘klem of verloren’ zijn geraakt tussen hun ouders, of dat dit onmiddellijk het geval zou zijn wanneer het ouderlijk gezag in stand blijft. Gebleken is dat de kinderen zich, ondanks alles, goed ontwikkelen. Zij blijven bovendien vragen naar M en willen graag naar hem toe. Aan dit criterium voor wijziging van het ouderlijk gezag is dus niet voldaan.

Wijziging van het gezag acht de rechtbank echter wel om andere redenen in het belang van de kinderen noodzakelijk. M geeft in niet mis te verstane bewoordingen te kennen dat hij op geen enkele manier contact wil met V. Voor gezamenlijk gezag is, zo blijkt uit vaste rechtspraak, vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen die van belang zijn voor hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, of tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Gelet op de houding van M, die dagelijkse realiteit is doordat hij ook in de praktijk ieder contact of (poging tot) bemiddeling afhoudt, is dit onmogelijk. Het aanvragen van (juridisch) belangrijke documenten of inschrijving van de kinderen bij belangrijke instanties zal ernstig worden bemoeilijkt wanneer de instemming van M niet kan worden verkregen doordat hij het er niet mee eens is of weigert te tekenen, simpelweg omdat dit correspondentie en contact met V zou betekenen. De belangen van de kinderen worden hierdoor geschaad. De rechtbank is daarom van oordeel dat in hun belang noodzakelijk is om het ouderlijk gezag te wijzigen in die zin, dat het ouderlijk gezag van M wordt beëindigd en V met het eenhoofdig gezag wordt belast. De rechtbank beslist aldus.

Rechtbank Gelderland 1 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2887