Toedeling BV-aandelen naar de waarde bij ontbinding huwelijksgemeenschap

M en V zijn in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. M is zelfstandig ondernemer en oefent zijn bedrijf uit in [BV]. De aandelen in [BV] behoren tot de huwelijksgemeenschap. In 2012 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. Dat de aandelen in [BV] aan M moeten worden toegedeeld, staat niet ter discussie. Partijen twisten over de vraag welke waarde daarbij dient te worden gehanteerd.


In navolging van de rechtbank oordeelt het hof dat als waardepeildatum de datum van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden gehanteerd. In de regel geldt als waardepeildatum de datum van de verdeling. Dit is slechts anders als (1) partijen een andere datum zijn overeengekomen, of (2) op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum heeft te gelden. Het hof schaart zich achter het oordeel van de rechtbank dat in casu op grond van de redelijkheid en billijkheid de waarde van de aandelen ten tijde van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden gehanteerd. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt het hof ter aanvulling daarop nog het volgende overwogen. Nu M feitelijk de onderneming heeft gevoerd, zowel tijdens als na het huwelijk, en de aandelen aan hem worden toegedeeld (hetgeen van meet af aan niet tussen partijen in geschil was), zijn waardeveranderingen het gevolg van het uitsluitend door M gevoerde beleid en zijn arbeidsinzet. De waardestijging c.q. -daling na ontbinding van het huwelijk moet dan ook voor rekening en risico van M komen (ECLI:NL:GHSHE:2022:2441).
Thans heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van M zonder motivering verworpen (art. 81 RO). Hoge Raad 6 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1378