Uitsluitingsclausule geldt niet voor eerder overgedragen economische eigendom

M en V zijn in 1994 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. In 2015 gaan zij feitelijk uiteen, in 2020 wordt hun huwelijk door echtscheiding ontbonden.

Partijen twisten over de vraag hoe de voormalig echtelijke woning in de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap moet worden betrokken. V stelt dat zij de economische eigendom van de woning heeft.

De rechtbank oordeelt echter dat de economische eigendom in de huwelijksgemeenschap is gevallen en dat M een bedrag van € 106.408 toekomt. V gaat in hoger beroep. Zij betoogt dat zij de economische eigendom in 1992 van haar vader heeft gekocht. In 2002 is vader overleden en zijn testament bevatte een uitsluitingsclausule, aldus V.

Het hof overweegt als volgt. Vast staat dat V de economische eigendom van de woning in 1992 geleverd heeft gekregen. Toen was dat nog geen belastbaar feit voor de overdrachtsbelasting. Door voormelde constructie komen de waardedaling en -stijging van het onroerend goed ten laste en ten goede van de economische eigenaar. Uit de leveringsakte van de economische eigendom van de woning blijkt dat V op ieder moment (om niet) de levering van de juridische eigendom kan vragen. Het hof is dan ook met de rechtbank van oordeel dat de juridische eigendom als het ware een lege huls is. Dat vader is overleden en dat in zijn testament een uitsluitingsclausule is opgenomen, is niet relevant. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.

Gerechtshof Den Haag 6 mei 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:857