Vrouw heeft inspanningsplicht om bij te dragen in behoefte kinderen

Uit de affectieve LAT-relatie tussen M en V zijn drie (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie V van rechtswege het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. In 2019 beëindigen partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hen en M is een omgangsregeling van kracht. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 83 per kind per maand.

V verzoekt de rechtbank de door M aan haar te betalen onderhoudsbijdrage met ingang van 1 december 2020 gewijzigd vast te stellen op € 130 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep.

Volgens V heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat zij heeft nagelaten te onderbouwen welke inspanningen zij heeft verricht om op dit moment een bijdrage te kunnen leveren om (deels) in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het enkele feit dat zij al jarenlang een bijstandsuitkering ontvangt, is in dit verband voldoende. V heeft fysieke beperkingen om betaald werk te verrichten. Zij is vrijgesteld door [bedrijf] om naar werk begeleid te worden, aangezien dit voor haar niet mogelijk is. Zelfs als het standpunt van de rechtbank zou kloppen, geldt dat haar verdiencapaciteit niet hoger is dan de bijstandsnorm. V heeft in het verleden in de zorg gewerkt, maar kan dat werk niet meer kan doen. Zij heeft een chronische beperking en verricht nu vier uur per week vrijwilligerswerk. Zij heeft twee gesprekken gehad over begeleiding naar de arbeidsmarkt, waaruit naar voren is gekomen dat zij eerst een traject in het ziekenhuis moet afwachten en scholing nu niet mogelijk is. Een sollicitatieplicht heeft zij niet, aldus V. M meent dat het onduidelijk is waarom V een bijstandsuitkering ontvangt. Met fysieke beperkingen van V is M niet bekend. V kan wel vrijwilligerswerk doen in de zorg. Het is daarom niet meer dan billijk dat van haar wordt verlangd dat zij inzicht verschaft in haar inspanningen om inkomen te verwerven waarmee zij kan bijdragen in de kosten van de kinderen, aldus M.

Het hof is met de rechtbank van oordeel dat V wel heeft aangetoond dat zij een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, maar dat zij nagelaten heeft te onderbouwen welke inspanningen zij (heeft) verricht om een bijdrage te kunnen (gaan) leveren in de behoefte van de kinderen. De enkele stelling van V dat zij al jarenlang een bijstandsuitkering ontvangt, is in dit verband niet voldoende. Ook van een ouder die een bijstandsuitkering ontvangt, mag in beginsel worden verwacht zich in te spannen om eigen inkomsten te genereren. Dat V vanwege fysieke beperkingen niet in staat is om betaalde werkzaamheden te (gaan) verrichten en vrijgesteld is van de sollicitatieplicht, is onvoldoende onderbouwd. De overgelegde e-mailberichten van [bedrijf] overtuigen in dit verband niet. Uit deze berichten blijkt in het geheel niet van beperkingen en/of andere mogelijkheden voor V om aan het arbeidsproces te gaan deelnemen. Dat kennelijk [bedrijf] niet meer pogingen in het werk stelt om V te begeleiden, maakt niet dat van V zelf die inspanning niet verwacht mag worden. Het hof wijst het verzoek van V af.

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 mei 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1579