Werkelijke woonlast versus forfaitaire woonlast

Uit het huwelijk tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren. In 2015 wordt het huwelijk door echtscheiding ontbonden. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. De rechtbank heeft de door M aan V te betalen kinderalimentatie vastgesteld. V gaat in hoger beroep. Volgens haar heeft de rechtbank ten onrechte rekening gehouden met de forfaitaire woonlast van M, aangezien deze aanmerkelijk afwijkt van de werkelijke (lees: aanzienlijk lagere) woonlasten die M moet voldoen.

Het hof overweegt dat in rechtspraak met betrekking tot de berekening van kinderalimentatie gekozen is voor een forfaitair rekensysteem. De Advocaat-Generaal heeft bij de beschikking van de Hoge Raad van 24 oktober 2014 (ECLI:NL:PHR:2014:1908) de grenzen van het forfaitair systeem geschetst:
‘Over de wenselijkheid van het in aanmerking nemen van forfaitaire woonlasten bij de vaststelling van kinderalimentatie kan men verschillend denken. Enerzijds kan het tot onbegrip leiden als de alimentatie niet aansluit bij de werkelijke draagkracht zoals betrokkenen die percipiëren. Nog daargelaten dat, althans in het geval dat de werkelijke woonlasten hoger zijn dan de forfaitaire woonlasten, een beroep op de aanvaardbaarheidstoets de justitiabele soelaas zou kunnen bieden, zijn aan een forfaitaire norm als die met betrekking tot de woonlasten onmiskenbaar ook voordelen verbonden. Een dergelijke norm vergroot de voorspelbaarheid van de hoogte van kinderalimentatie (hetgeen mede van belang is indien partijen daarover buiten rechte willen overeenkomen) en maakt een eenmaal vastgestelde alimentatie minder gevoelig voor wijzigingen in de woonsituatie van de betrokken onderhoudsplichtige.
Bij dit alles blijft uiteraard randvoorwaarde dat de vaststelling van de kinderalimentatie, mede op basis van forfaitaire woonlasten, aan de wettelijke maatstaven zal moeten voldoen. Naar mijn mening is het niet bij voorbaat in strijd met de wet als de alimentatierechter bij de vaststelling van kinderalimentatie redelijk te achten, forfaitaire woonlasten hanteert, ook niet voor zover die forfaitaire woonlasten de actuele, werkelijke woonlasten van de onderhoudsplichtige overstijgen.’

Bij de vaststelling van kinderalimentatie moet in beginsel rekening worden houden met alle feiten en omstandigheden van het geval. Dit laatste brengt niet met zich, zoals ook door de AG overwogen, dat het in strijd is met het wettelijke kader indien de alimentatierechter bij de bepaling van de draagkracht rekening houdt met forfaitaire normen omdat niet iedere post met betrekking tot de draagkracht kan worden vastgesteld. Een forfaitair rekensysteem met betrekking tot de draagkracht kan naar het oordeel van het hof echter niet worden gehanteerd indien (1) de werkelijke lasten van de alimentatieplichtige aanmerkelijk lager zijn en (2) uitsluitend als gevolg van deze rekenmethode niet meer in de (volledige) behoefte van het kind of de kinderen kan worden voorzien.

De forfaitaire woonlast van M bedraagt 30% x € 4.628 = (afgerond) € 1.388 per maand. Zijn werkelijke woonlast bedraagt echter € 484 per maand. Indien het hof met de forfaitaire woonlast rekening moet houden, heeft zulks tot gevolg dat niet volledig voorzien kan worden in de behoefte van de minderjarigen. Indien het hof rekening houdt met de werkelijke lasten van M, heeft M meer draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Naar maatschappelijke normen bezien, heeft kinderalimentatie een zeer hoge prioriteit en het is algemeen aanvaard dat kinderen geen last mogen hebben van de echtscheiding van hun ouders. Voor de kinderen is het van essentieel belang dat ook in financiële zin goed voor hen wordt gezorgd, zodat zij zich op hun eigen toekomst goed kunnen gaan voorbereiden. Nu er een aanmerkelijke discrepantie is tussen de werkelijke woonkosten en de forfaitaire woonkosten en dit ten koste gaat van de kinderen, acht het hof het hanteren van het forfaitair systeem in het onderhavige geval in strijd met de uitgangspunten van de wetgever, waarin is gekozen voor behoefte en draagkracht op grond van de werkelijke gegevens (maatwerk).
Bij de berekening van de draagkracht van M gaat het hof dan ook uit van zijn werkelijke woonlasten.

Gerechtshof Den Haag, 29 juni 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:2310