M en V hebben sinds 2002 een affectieve relatie met elkaar. Uit die relatie zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie zij gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. In 2016 verbreken partijen hun relatie. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij V. Tussen hen en M is een omgangsregeling van kracht. Op 24 juli 2016 hebben partijen een overeenkomst ondertekend, waarin zij de door M aan V te betalen kinderalimentatie hebben vastgesteld op € 300 per kind per maand.
V verzoekt de rechtbank, met een beroep op artikel 1:401 lid 5 BW (grove miskenning van de wettelijke maatstaven), de door M aan haar te betalen kinderalimentatie gewijzigd vast te stellen op € 1.135 per kind per maand. De rechtbank wijst het verzoek af. V gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en stelt de door M aan V te betalen kinderalimentatie met ingang van 24 juli 2016 vast op € 1.053 per kind per maand (ECLI:NL:GHARL:2019:11169). M gaat in cassatie.
Lees meer